De Taks op Effectenrekeningen
De jaarlijkse taks op effectenrekeningen (JTER) is ingevoerd bij de wet van 11 februari 2021. De wet is op 26 februari 2021 in werking getreden. De belasting wordt berekend over de jaarlijkse gemiddelde waarde van alle belastbare financiële instrumenten (aandelen, obligaties, beleggingsfondsen, opties, contanten, enz.) die op de effectenrekening worden aangehouden, indien deze gemiddelde waarde meer dan 1.000.000 euro bedraagt.
De taks is van toepassing per effectenrekening, ongeacht het aantal houders van de effectenrekening, hun statuut (volle eigenaar, blote eigenaar, vruchtgebruiker, ...), hun aard (natuurlijke persoon of rechtspersoon) of hun fiscale woonplaats (Belgisch of buitenlands). Zo zal bijvoorbeeld een natuurlijke persoon die drie effectenrekeningen van elk 700.000 euro aanhoudt, niet door deze belasting worden getroffen. Anderzijds zal een koppel met een effectenrekening van 1.200.000 euro de belasting moeten betalen.
De referentieperiode is twaalf maanden en begint op 1 oktober en eindigt op 30 september van het volgende jaar. De berekening is gebaseerd op de waarde van de effectenrekening aan het einde van elk kwartaal, namelijk 31 december, 31 maart, 30 juni en 30 september. Aangezien de wet pas op 26 februari 2021 in werking is getreden, zal het belastingjaar voor 2021 bij wijze van uitzondering slechts 3 referentiekwartalen tellen, namelijk 31 maart 2021, 30 juni 2021 en 30 september 2021.
Belastingsjaar | Begindatum | Einddatum | Aantal referentiepunten |
2021 | 26/02/2021 | 30/09/2021 | 3 (31/03, 30/06, 30/09) |
2022 | 01/10/2021 | 30/09/2022 | 4 (31/12, 31/03, 30/06, 30/09) |
2023 | 01/10/2022 | 30/09/2023 | 4 (31/12, 31/03, 30/06, 30/09) |
2024 | 01/10/2023 | 30/09/2024 | 4 (31/12, 31/03, 30/06, 30/09) |
Het belastingtarief bedraagt 0,15% van de aldus berekende gemiddelde waarde. De wet voert echter ook een mechanisme in om de belasting op effectenrekeningen met een waarde van iets meer dan een miljoen euro te beperken. In dit verband is de belasting beperkt tot 10% van het verschil tussen de totale waarde van de effectenrekening en het vaste bedrag van één miljoen euro.
Voorbeeld 1
U houdt persoonlijk een effectenrekening aan met een waarde van 500.000,00 EUR op 31 maart 2021, 650.000,00 EUR op 30 juni 2021 en 600.000,00 EUR op 30 september 2021. De gemiddelde waarde van uw effectenrekening voor het belastingjaar 2021 bedraagt 583.333,00 EUR.
Aangezien deze gemiddelde waarde lager is dan 1.000.000,00 EUR, is de belasting op effectenrekeningen niet van toepassing. U hoeft dus niets te betalen.
Voorbeeld 2
Uw vennootschap heeft een effectenrekening met een waarde van 1.500.000,00 EUR op 31 maart 2021, 2.100.000,00 EUR op 30 juni 2021 en 1.800.000,00 EUR op 30 september 2021. De gemiddelde waarde van de effectenrekening van uw vennootschap voor het belastingjaar 2021 bedraagt 1.800.000,00 EUR.
Aangezien deze gemiddelde waarde de drempel van 1.000.000,00 EUR overschrijdt, is de belasting op effectenrekeningen van toepassing. Het bedrag van de belasting is 2.700,00 EUR, d.w.z. 1.800.000,00 EUR aan 0,15%. Het belastingplafond was 80.000,00 EUR (d.w.z. 10% van de gemiddelde waarde van 1.800.000,00 EUR minus de drempel van 1.000.000,00 EUR), de belasting is niet geplafonneerd. U betaalt een belasting van 2.700,00 EUR.
Voorbeeld 3
Samen met uw broer en zus houdt u een effectenrekening aan met een waarde van 980.000,00 EUR op 31 maart 2021, 1.050.000,00 EUR op 30 juni 2021 en 1.010.000,00 EUR op 30 september 2021. De gemiddelde waarde van de effectenrekening voor het begrotingsjaar 2021 bedraagt 1.013.333,33 EUR.
Aangezien deze gemiddelde waarde de drempel van 1.000.000,00 EUR overschrijdt, is de belasting op effectenrekeningen van toepassing. Het bedrag van de belasting is 1.520,00 EUR, d.w.z. 1.013.333,33 EUR aan 0,15%. Het belastingplafond was echter 1.333,33 EUR (d.w.z. 10% van de gemiddelde waarde van 1.013.333,33 EUR min de drempel van 1.000.000,00 EUR), zodat de belasting aan een maximum is gebonden. U betaalt een belasting van 1.333,33 EUR.